Beplantingsafstanden

Hagen tussen twee eigendommen

Wanneer een levende haag tot afsluiting dient, moet zij minstens op 50 centimeter van de scheidingslijn te staan.

De hoogte dient beperkt te worden tot maximaal 2 meter.

Het onderhoud van de haag gebeurt door de eigenaar van de haag (A). De eigenaar van het naastgelegen perceel moet zijn gebuur (A) de toestemming geven om zijn eigendom te betreden zodat A de haag kan snoeien en het snoeisel weghalen.

Bij gemeenschappelijk akkoord mag de haag op de scheidingslijn geplaatst worden (met schriftelijke overeenkomst, ondertekend door beide eigenaars).

Hagen langsheen de straatkant

De hagen worden aangeplant op minstens 50 centimeter van de rooilijn en worden niet hoger dan 1 meter.

In straatbochten of aan kruispunten van wegen over een afstand van minimum 5 meter van de verlenging van de nabijgelegen rand van de dwarsrijbaan, of waar dat voor het zicht op de rijbaan noodzakelijk is, mogen de hagen niet hoger zijn dan 1 meter.

Bomen

Hoogstammige bomen mogen slechts op minimaal 2 meter van de scheidingslijn aangeplant worden.

Laagstammige bomen (maximumhoogte 2 meter) worden op ten minste een halve meter van de scheidingslijn geplant.

Diegene over wiens eigendom takken van bomen van een gebuur hangen, kan de gebuur noodzaken deze takken te verwijderen.

Het is aangewezen bomen op voldoende afstand te planten, rekening houdende met de uitgroei van deze bomen.

Fruitbomen geplant als leibomen

Leibomen zijn bomen die langs een muur of vaste afsluiting worden geleid, meestal tegen een aan de muur bevestigd latten- of traliewerk. Hier geldt artikel 35 van het veldwetboek enkel voor fruitbomen en niet voor andere boomsoorten, ook al zouden die de vorm van leibomen aannemen.

Landbouwgronden

In de voor landbouw bestemde gebieden zijn hoogstammige aanplantingen verboden op minder dan 6 meter van de scheidingslijn indien het om bebossing gaat (vanaf 2 rijen bomen); bovendien is een vergunning van het college van burgemeester en schepenen vereist.